ONDERSTAANDE VERTALING VAN DE FCI RASSTANDAARD IS VANUIT HET DUITS. Originelen in English, Français, Deutsch en Español
HERKOMST: Duitsland.
PUBLICATIEDATUM VAN DE HUIDIGE OFFICIËLE NORM: 10.11.2011.
CLASSIFICATIE FCI: Groep 7 Staande honden.
Afdeling 1.2 Continentale staande hond,
Type Spaniel.
Met werktest.
KORTE HISTORISCHE SCHETS: In de langharige jachthond is het bloed van de vogel-, havik-, waterhonden en bracken verenigd en daarmee is de aanleg voor grote veelzijdigheid beschikbaar. Vanaf het jaar 1879 werd raszuiver gefokt en werden de essentiële raskenmerken vastgelegd. In 1897 zette Vrijheer von Schorlemer de eerste raskenmerken op voor het Duitse langhaar en legde zo de basis voor de huidige raszuivere fokkerij.
ALGEMEEN UITERLIJK: Sterke, gespierde, diepe borstkas, vloeiende belijning. Bij kleinere honden moet veel substantie worden geëist, te omvangrijke en logge honden zijn niet gewenst.
BELANGRIJKE PROPORTIES: Vang en schedel van gelijke lengte; hond van achteren niet overbouwd. Schouder iets hoger dan het kruis.
GEDRAG / KARAKTER (ZIJN): Evenwichtig, kalm, ingetogen temperament, goedaardig, gemakkelijk te leiden.
HOOFD: Speciale nadruk moet worden gelegd op het mooie langhaar hoofd: adelijk uiterlijk, langgestrekt.
BOVENKANT HOOFD:
Schedel: Licht gewelfd.
Stop: Geleidelijke overgang van voorhoofd naar neusrug; niet met scherpe hoek.
GEZICHTSSCHEDEL:
Neusspiegel: Bruin, lichte schimmelvlekjes toegestaan.
Neusrug: Licht gebogen, niet te smal.
Bovenlip: Niet te veel overhangend.
Kaak/Tanden: Kaak niet overmatig fijn. Compleet, goed ontwikkeld gebit met 42 tanden en kiezen. De bovenste snijtanden moeten scharend over de onderste snijtanden sluiten.
Tandformule:
3142
—— x 2 = 42
3143
Wangen: Geen te sterke jukbeenderen.
OGEN: Kleur: Bruin, zo donker mogelijk, oogleden dicht tegen de oogbol aanliggend, zonder dat het rode bindvlies zichtbaar is. Verder niet te diepliggend, noch uitpuilend.
OREN: Niet te laag aangezet, iets naar voren gedraaid.
HALS: Sterk en nobel, zonder plooien, die zich in een mooie lijn uitstrekt naar de borst, niet te kort.
LICHAAM:
Rug: Recht, stevig, niet te lang.
Lendenen: Zeer goed gespierd.
Kruis: Lang, matig hellend.
Borst: voorstborst aanwezig; Borstkas breed en diep, die ten minste tot de ellebogen reikt.
STAART: Niet te steile houding. Hij moet gestrekt worden gedragen, laatste derde deel iets naar boven.
LEDEMATEN:
VOORHAND:
Algemeen: De opperarm, de onderarm en de middenhand moeten, gezien van de voorkant, bij een hond in stand bij benadering een loodrechte lijn vormen.
Schouder: Goed aanliggend. Vanaf de zijkant gezien en in rust, moeten het schouderblad en het opperarmbeen zo dicht mogelijk een rechte hoek benaderen.
Elleboog: Goed aanliggend.
Polsgewricht: Licht gebogen.
Middenhand: Niet helemaal recht.
Voorpoten: Voetkussens, ruw en stevig.
ACHTERHAND:
Algemeen: Van achteren gezien moeten het heupbeen (bekkenbot), het dijbeen, het scheenbeen en de middenvoet bij benadering een loodrechte lijn vormen.
Spronggewricht: Bijzondere waarde komt toe aan een goede hoeking.
Achterste middenhand: Geen wolfsklauwen.
Achterpoten: voetkussens, ruw en stevig.
GANGWERK: Uitgrijpende beweging met goede stuwkracht vanuit de achterhand.
HUID: strak aanliggend, het lichaam omsluitend, zonder plooien.
BEHARING
Haar: Goede beharing is van het grootste belang: geen overmatige haargroei of te kort haar. Op de rug en op de flanken zijwaarts: haar van 3-5 cm lang, goed aanliggend. Aan de onderkant van de hals, op de borst en op de buik mag het haar nog langer zijn.
- Buik: Goed behaard.
- Oren: Haar golvend en overhangend.
- Staart: Met een goede vlag, behaard tot aan de punt van de staart.
- Achterkant van de voorpoten: Behaard (bevedering).
- Achterkant van de achterpoten: Behaard (broek).
- Onder het enkelgewricht: haar aanzienlijk korter. Te veel franje is niet gewenst. Ruimtes tussen de tenen dicht en kort behaard.
- Hoofd: Haar aanzienlijk korter, maar in ieder geval langer dan bij de Duitse Staande Korthaar. Kuifvorming (‘Petruslok’) op de bovenkant van het hoofd is ongewenst.
- Op het lichaam: Het haar is sluik, stevig, glad of licht golvend, vast aanliggend. Dicht met goede onderwol.
- Eénkleurig bruin.
- Bruin met witte of schimmelde vlekken. (vooral op de borst en poten)
- Donkere schimmel (met grotere of kleinere donkerbruine platen; bruine kop, eventueel met bles, snep of ster).
- Lichte mal (met grotere of kleinere lichtbruine platen; bruine kop, eventueel met bles, snep of ster).
- Forelschimmel (veel kleine bruine vlekken op een witte achtergrond. Kop bruin mogelijk met bles, snep of ster).
- Bruinwit, zuiver bruinwit of met zeer weinig kleine vlekken (grote bruine platen, met zadel of jas, kop: bruin, eventueel, met bles, snep of ster).
- Af en toe kan gele brand voorkomen als een oud Brak-erfgoed.
GROOTTE EN GEWICHT:
Schofthoogte: Reuen: 60-70 cm, ideaalmaat: 63 – 66 cm.
Teven: 58-66 cm, ideaalmaat: 60 – 63 cm.
Gewicht: Het gewicht is omstreeks 30 kg.
FOUT: Elke afwijking van de bovengenoemde punten moet worden beschouwd als een fout, waarvan de beoordeling in goede verhouding moet staan tot de mate van afwijking en waarbij qua invloed rekening moet worden gehouden met de gezondheid en het welzijn van de hond en zijn vermogen om het vereiste werk uit te voeren dat typerend is voor het ras.
- Ogen: Licht haviksoog, schuine positie van de ogen.
- Oren: behang niet aan de oren aanliggend (open oren), leren uiteinden.
- Rug: Zadelruggen, karperruggen.
- Borst: Tonvormig, te smal.
- Staart: Krul- en haakstaart.
- Voorpoten: Schouderblad/opperarmhoek te open, voorste middenvoet te recht.
- Achterhand: Koehakkig, tonvormigheid.
- Poten: Spreidvoeten, katten- en hazenvoeten.
- Haar: Langere baardharen, borstelige wenkbrauwen; kroeshaar.
DISKWALIFICERENDE FOUTEN:
- Agressieve of overdreven angstige honden.
- Honden met duidelijke lichamelijke afwijkingen of gedragsstoornissen.
- Honden met een slechte botsubstantie en onvoldoende bespiering.
- Hoofd: Honden met van type afwijkende hoofdvormen.
- Ogen: Ectropion (naar buiten gedraaid ooglid), Entropion (naar binnen gekruld ooglid), gecorrigeerde ooglidfouten hieronder begrepen.
N.B. bij FCI rasstandaard.
- Mannetjes moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben, die zich volledig in het scrotum bevinden.
- Voor de fokkerij mogen alleen functioneel en klinisch gezonde, rastypische honden worden gebruikt.